Chiaroscuro Quartet Prussian Quartets 21 23 (Super Audio CD)
Beschrijving
Bol Partner
Na hun opwindende interpretaties van Haydn, Beethoven en Schubert buigt het Chiaroscuro Quartet zich nu over Mozarts Pruisische kwartetten, zijn laatste composities voor deze formatie. Deze kwartetten werden geschreven voor Friedrich Wilhelm II, koning van Pruisen en amateur-cellist, en geven dat instrument een ongewoon prominente rol. Het eerste van de drie werd vrij snel gecomponeerd, in juni 1789, maar de volgende twee werden pas het jaar daarop voltooid, en uiteindelijk liep Mozarts plan voor een set van zes op niets uit. Het schrijven van kwartetten was nooit een gemakkelijke zaak voor Mozart. Je zou echter nauwelijks vermoeden dat de Pruisische kwartetten het product waren van 'uitputtende arbeid' (zijn eigen woorden), zo betoverend eenvoudig is hun afwerking. Nr. 21 in D groot valt op als een van de meest melodieuze kamercomposities uit Mozarts volwassen periode, met iets van de sensuele mediterrane warmte van de kort daarna gecomponeerde opera Così fan tutte. Ook nr. 22 in Bes-groot benadrukt het belang van melodie en geeft de 'koninklijke' cello enkele prachtige solo's. Wat nr. 23 in F-groot betreft, is het verleidelijk om in Mozarts latere werken een melancholische, herfstige kwaliteit te horen, maar er is geen gevoel van afscheid in dit laatste strijkkwartet: de geest van Haydn is overal aanwezig, vooral in de finale met zijn aan de Hongaarse folklore ontleende effecten.
Na hun opwindende interpretaties van Haydn, Beethoven en Schubert buigt het Chiaroscuro Quartet zich nu over Mozarts Pruisische kwartetten, zijn laatste composities voor deze formatie. Deze kwartetten werden geschreven voor Friedrich Wilhelm II, koning van Pruisen en amateur-cellist, en geven dat instrument een ongewoon prominente rol. Het eerste van de drie werd vrij snel gecomponeerd, in juni 1789, maar de volgende twee werden pas het jaar daarop voltooid, en uiteindelijk liep Mozarts plan voor een set van zes op niets uit. Het schrijven van kwartetten was nooit een gemakkelijke zaak voor Mozart. Je zou echter nauwelijks vermoeden dat de Pruisische kwartetten het product waren van 'uitputtende arbeid' (zijn eigen woorden), zo betoverend eenvoudig is hun afwerking. Nr. 21 in D groot valt op als een van de meest melodieuze kamercomposities uit Mozarts volwassen periode, met iets van de sensuele mediterrane warmte van de kort daarna gecomponeerde opera Così fan tutte. Ook nr. 22 in Bes-groot benadrukt het belang van melodie en geeft de 'koninklijke' cello enkele prachtige solo's. Wat nr. 23 in F-groot betreft, is het verleidelijk om in Mozarts latere werken een melancholische, herfstige kwaliteit te horen, maar er is geen gevoel van afscheid in dit laatste strijkkwartet: de geest van Haydn is overal aanwezig, vooral in de finale met zijn aan de Hongaarse folklore ontleende effecten.
Prijshistorie
Prijzen voor het laatst bijgewerkt op: