Wiener Philharmoniker, Herbert Von Karajan Bruckner: Symphony No.8 (CD)
Beschrijving
Bol Partner
De cd 'Bruckner: Symphony No. 8' uitgevoerd door de Wiener Philharmoniker onder leiding van Herbert von Karajan is een staalkaart van de negentiende-eeuwse laatromantiek. Deze opname behoort tot het genre van de klassieke symfonische muziek en legt de nadruk op grootschalige, diep emotionele orkestklanken die typerend zijn voor zowel Bruckner als Karajan. Het album verscheen in het jaar 1989. Bruckners Achtste symfonie is met zijn monumentale lengte en complexe structuur een van de meest indrukwekkende orkestwerken uit het laatromantische repertoire. De symfonie bestaat uit vier delen, waarbij elk deel zijn eigen karakter en sfeer heeft. Von Karajan en de Wiener Philharmoniker nemen ruim de tijd voor de rijke, traag opgebouwde spanning en de gelaagde polyfonie, waardoor de muziek alle ruimte krijgt om zijn volle expressiviteit te ontvouwen. Het eerste deel, 'Allegro moderato,' opent met een zachte, mysterieuze achtergrond waaruit verschillende grote thema’s opdoemen. De karakteristieke Bruckner-motieven – korte ritmische cellen en uitwaaierende melodische lijnen – worden hier afgewisseld met lyrische passages in de strijkers en krachtige uitbarstingen van koperblazers. De opbouw leidt tot een indrukwekkende climax, die volgens tijdgenoten van Bruckner zelfs 'de aankondiging van de dood' verklankt. De uitvoering van Karajan legt de focus op de diepe spanningsboog en de zorgvuldig opgebouwde dynamiek. Het tweede deel, 'Scherzo. Allegro moderato – Trio. Langsam.,' wordt gekenmerkt door een energiek, ritmisch hoofdmotief dat als een motor door het orkest dendert. Dit scherzo heeft iets onheilspellends en toch motorisch pleziers, waarbij de koperblazers en strijkers soepel tussen de contrasterende delen schakelen. In het trio komt juist een dromeriger karakter naar voren, wat voor een aangename afwisseling zorgt binnen het geheel. Het derde deel, 'Adagio. Feierlich langsam, doch nicht schleppend,' vormt het lyrische hart van de symfonie en wordt door velen beschouwd als een van de meest ontroerende langzame delen in de gehele symfonische literatuur. Hier komen de expressieve krachten van het orkest tot hun recht: warme strijkersklanken, diepe koperakkoorden en lange, spanningsvolle melodische lijnen. Karajans interpretatie geeft bijzondere aandacht aan de overgang van intieme passages naar overweldigende orkestuitbarstingen, waarbij elke laag van het orkest duidelijk hoorbaar blijft. Dit deel is geliefd om zijn plechtige aura en spirituele diepgang. De Finale, 'Finale. Feierlich, nicht schnell,' sluit de symfonie groots af. De verschillende thema’s uit eerdere delen komen samen in een briljant uitgewerkte sonatevorm, waarin Bruckner monumentale orkestblokken en feestelijke fanfares tegenover meer ingetogen momenten plaatst. De Wiener Philharmoniker excelleert in de complexiteit en grandeur van deze slotpassages, terwijl Karajan de enorme spanningsopbouw in goede banen leidt tot aan de overweldigende apotheose. Op de cd zijn onder andere de volgende delen te vinden: '1. Allegro moderato', '2. Scherzo: Allegro moderato – Trio. Langsam' en '3. Adagio. Feierlich langsam, doch nicht schleppend'. Deze registratie wordt gezien als een standaard in de uitvoeringspraktijk van Bruckner: de combinatie van het warme, transparante geluid van de Wiener Philharmoniker en de visie van Karajan resulteert in een indrukwekkende luisterervaring die het monumentale en filosofische karakter van Bruckners Achtste symfonie volledig blootlegt.
De cd 'Bruckner: Symphony No. 8' uitgevoerd door de Wiener Philharmoniker onder leiding van Herbert von Karajan is een staalkaart van de negentiende-eeuwse laatromantiek. Deze opname behoort tot het genre van de klassieke symfonische muziek en legt de nadruk op grootschalige, diep emotionele orkestklanken die typerend zijn voor zowel Bruckner als Karajan. Het album verscheen in het jaar 1989. Bruckners Achtste symfonie is met zijn monumentale lengte en complexe structuur een van de meest indrukwekkende orkestwerken uit het laatromantische repertoire. De symfonie bestaat uit vier delen, waarbij elk deel zijn eigen karakter en sfeer heeft. Von Karajan en de Wiener Philharmoniker nemen ruim de tijd voor de rijke, traag opgebouwde spanning en de gelaagde polyfonie, waardoor de muziek alle ruimte krijgt om zijn volle expressiviteit te ontvouwen. Het eerste deel, 'Allegro moderato,' opent met een zachte, mysterieuze achtergrond waaruit verschillende grote thema’s opdoemen. De karakteristieke Bruckner-motieven – korte ritmische cellen en uitwaaierende melodische lijnen – worden hier afgewisseld met lyrische passages in de strijkers en krachtige uitbarstingen van koperblazers. De opbouw leidt tot een indrukwekkende climax, die volgens tijdgenoten van Bruckner zelfs 'de aankondiging van de dood' verklankt. De uitvoering van Karajan legt de focus op de diepe spanningsboog en de zorgvuldig opgebouwde dynamiek. Het tweede deel, 'Scherzo. Allegro moderato – Trio. Langsam.,' wordt gekenmerkt door een energiek, ritmisch hoofdmotief dat als een motor door het orkest dendert. Dit scherzo heeft iets onheilspellends en toch motorisch pleziers, waarbij de koperblazers en strijkers soepel tussen de contrasterende delen schakelen. In het trio komt juist een dromeriger karakter naar voren, wat voor een aangename afwisseling zorgt binnen het geheel. Het derde deel, 'Adagio. Feierlich langsam, doch nicht schleppend,' vormt het lyrische hart van de symfonie en wordt door velen beschouwd als een van de meest ontroerende langzame delen in de gehele symfonische literatuur. Hier komen de expressieve krachten van het orkest tot hun recht: warme strijkersklanken, diepe koperakkoorden en lange, spanningsvolle melodische lijnen. Karajans interpretatie geeft bijzondere aandacht aan de overgang van intieme passages naar overweldigende orkestuitbarstingen, waarbij elke laag van het orkest duidelijk hoorbaar blijft. Dit deel is geliefd om zijn plechtige aura en spirituele diepgang. De Finale, 'Finale. Feierlich, nicht schnell,' sluit de symfonie groots af. De verschillende thema’s uit eerdere delen komen samen in een briljant uitgewerkte sonatevorm, waarin Bruckner monumentale orkestblokken en feestelijke fanfares tegenover meer ingetogen momenten plaatst. De Wiener Philharmoniker excelleert in de complexiteit en grandeur van deze slotpassages, terwijl Karajan de enorme spanningsopbouw in goede banen leidt tot aan de overweldigende apotheose. Op de cd zijn onder andere de volgende delen te vinden: '1. Allegro moderato', '2. Scherzo: Allegro moderato – Trio. Langsam' en '3. Adagio. Feierlich langsam, doch nicht schleppend'. Deze registratie wordt gezien als een standaard in de uitvoeringspraktijk van Bruckner: de combinatie van het warme, transparante geluid van de Wiener Philharmoniker en de visie van Karajan resulteert in een indrukwekkende luisterervaring die het monumentale en filosofische karakter van Bruckners Achtste symfonie volledig blootlegt.